Wie rijmt die blijft.

Vuur

 

Ergens sluimert een vuur,

het hooi dampt in de schuur.

De veenbrand, waarvan niemand weet

smeult als een trage beet.

Licht is vuur en vuur is licht,

uit zichzelf of aangesticht.

 

Verwarring uit het hete kussen,

vuur uit de ogen niet te blussen.

Het hart in vuur en vlam, 

van binnen en van buiten klam.

 

Vuur laat de oorlog koken,

stoken, branden, roken.

Paniek bij een bommenbrand,

rood ontvluchtend, aan de kant. 

Zijn kracht moet worden geloofd.

Rust als de vlammen zijn gedoofd.

 

Vuur laat niks van wat het was,

het liefste verdwijnt in stof en as.

Het staat op en gaat ten onder,

vuur is een duivels wonder.

Maak jouw eigen website met JouwWeb